Bloed vervoert voedings,- en afvalstoffen, zuurstof en kooldioxide, hormonen en andere stoffen naar alle delen van het lichaam. Daarnaast transporteert bloed ook cellen die ziektekiemen kunnen uitschakelen, de witte bloedcellen, en cellen die wondjes afdichten, de bloedplaatjes. Tenslotte verdeelt bloed de warmte over het lichaam: het is de centrale verwarming. Behalve dat organen als beenmerg, lever, milt en nieren "gevoed" worden door het bloed, zorgen ze er ook voor dat de samenstelling van het bloed zo constant mogelijk gehouden wordt. Daarmee wordt ook direct de beperking van bloedonderzoek aangegeven. Het lichaam probeert voortdurend een situatie te creƫren waarin het in balans is, ondanks het feit dat het wel degelijk een overschot of een tekort aan bepaalde stoffen heeft. De bloedwaarden blijven lange tijd binnen de referentiewaarden. Een referentiewaarde wil niets anders zeggen dan dat 95% van de dieren binnen de gestelde grenzen valt. Pas op het moment dat het lichaam het evenwicht niet meer kan handhaven, zal dit zichtbaar worden in de bloedspiegel van de betreffende stof. De meest gebruikte, en meest informatieve, onderdelen van het algemene bloedonderzoek zijn o.a. het rode en witte bloedbeeld, de nier,- en leverfunctie en het totale eiwitgehalte met de specifieke fracties. Daarnaast zijn hele specifieke onderzoeken mogelijk, waaronder hormoonbepalingen, onderzoek op spoorelementen en vitaminen, en screening op de aanwezigheid van bepaalde infectieziekten, dan wel voor export. Enkele klachten, waarbij bloedonderzoek een aanvulling kan zijn in de zoektocht naar de oorzaak, zijn vermageren, verminderd presteren, koorts en niet eten.